Ik ben geopereerd door engelen
“Dit is niks voor jou, mama, jij overleeft dit.”
‘In 2011 waren we op vakantie. Ik was een half jaar ervoor bevallen van mijn derde kind. Iedereen was bij het zwembad en ik dacht: wat heb ik toch een leuk leven. Een goeie man, drie lieve kinderen, gezond, een eigen kapperszaak, een mooi huis, twee auto’s. En ik vroeg me af: wat zou mijn test zijn op deze wereld? Ik zei: God, als je mij wil testen, neem mij. Ik kan dat aan, ik ben sterk. De volgende dag was mijn borst opgezet en misvormd.
In Nederland ben ik naar de huisarts gegaan. Die dacht dat het de melkklieren waren, maar hij verwees me voor de zekerheid toch door naar het ziekenhuis. Ik kon gelijk komen. Dat maakte mij bang. Ik ben alleen gegaan, dat doe ik altijd. Ik heb niemand nodig, ook niet voor troost. Die vind ik bij God. Ik klaag nooit. Ik ben altijd sterk geweest, als kind al. Ik kom uit een klein gezin. Een moderne moeder, een traditionele vader, mijn broertje en ik. We zijn vrij opgevoed.’
Statistieken
‘De vrouw die de echo deed, keek zorgelijk. Er werd gelijk een biopt afgenomen. Het was niet goed: ik had borstkanker. Toen kwamen er wel tranen, ik voelde mijn benen niet meer. Ik ben eerst in het parkje bij het ziekenhuis gaan zitten om tot rust te komen. Ik wilde niet met dikke ogen naar huis rijden. Thuis heb ik het mijn man en moeder verteld. We moesten erg huilen, maar ’s avonds dacht ik: ach, wat is borstkanker nou? Heel veel vrouwen maken het mee. Hup, eraf! Ik heb ze toch niet meer nodig. De volgende dag ging ik gewoon naar mijn werk.
Maar God dacht: ze verdraagt het wel erg makkelijk… Drie weken later had ik een gesprek met de oncologisch chirurg. Iemand merkte op dat er geen botscan in mijn medisch dossier zat. Er werd direct een scan gemaakt. Ik bleek overal uitzaaiingen te hebben, van mijn nek tot mijn knieën.
De internist-oncoloog gaf me nog twee jaar. Zij ging uit van statistieken, maar ik accepteerde dat niet. Ik heb gevraagd om een andere internist, iemand die me energie gaf. De behandeling werd gestart. Ik had tien kleine tumoren onder mijn oksels. Na de derde chemo waren er daar nog maar drie van over. Een grote tumor in mijn borst was drastisch kleiner geworden. Na de laatste chemo waren alle tumoren verdwenen. De internist zei: “Een fantastisch resultaat, maar je botten komen nooit meer goed”. Overal zaten kleine holletjes. Kort daarna waren al die gaatjes opgevuld. Mijn internist kan het niet verklaren.’
Coach
‘In maart 2012 kreeg ik te horen dat alles goed was en in mei ben ik weer aan het werk gegaan. In 2013 had ik een topjaar. Ik was mijn ziekte compleet vergeten. We zijn heerlijk op vakantie gegaan.
Door het overwinnen van mijn ziekte was ik in staat om andere mensen veel kracht te geven. Heel veel kankerpatiënten wisten mij ineens te vinden. Ik was die positieve vrouw die bij de kapper werkte. Ik was een soort coach geworden. Ik moest in mijn agenda gaan bijhouden wanneer ik gesprekken met patiënten had. Ik ben daar toen wel een beetje in doorgeschoten. Ik nam die mensen mee naar de stad, ging dingen voor ze kopen, ik verzorgde hun haar, maakte ze mooi.’
Engelen
‘Maar toen ging ik ineens veel geld uitgeven, aan het huis, aan kleding en dure tassen. Dat deed ik anders nooit. Mijn man waarschuwde me, maar ik wilde daar niets van weten. Mijn moeder had in de gaten dat er iets met me aan de hand was. Al een paar maanden had ik last van misselijkheid en migraine.
Op 12 maart 2014 reed ik door de Maastunnel toen ik plotseling een raar gevoel in mijn hoofd kreeg. Ik dacht: stel je toch voor dat ik nou een auto-ongeluk krijg. Heb ik borstkanker overwonnen, kom ik om het leven bij een ongeluk... Thuis ging ik alles dubbel zien, ik raakte mijn evenwicht kwijt, heel raar. De volgende ochtend werd ik gebeld door het ziekenhuis. Ik was mijn afspraak vergeten. Dat was uitzonderlijk. Ik beloofde de volgende dag te komen, maar ook die afspraak kwam ik niet na. Bij de verpleegkundigen gingen toen de alarmbellen rinkelen. Mijn schoonzus bracht me naar het ziekenhuis. De neurologen stonden al klaar. Er werd een MRI-scan gemaakt. Ik had een tumor in mijn hoofd, zo groot als een mandarijn. Toen was ik voor het eerst doodsbang en moest ik echt vechten om mijn positiviteit niet te verliezen. Twee weken later werd ik geopereerd. De chirurg waarschuwde dat het een hele zware ingreep zou worden, met een grote kans dat het fout zou aflopen. Ik zei: “Dokter, God geeft kracht in jouw handen. Ik ga weer beter worden”. Ik was heel stoer, maar in de lift naar de operatiekamer sloeg de vertwijfeling toe: God, waarom moet ik dit voor de tweede keer meemaken? Waarom? Toen gingen de liftdeuren open en een meisje zonder armen, zonder benen keek me aan. Toen dacht ik: God, waar maak ik me druk om? Als dat meisje zo kan leven…
Al mijn familieleden kwamen uit het buitenland over om afscheid te nemen. Dat vond ik vreselijk. Iedereen dacht dat ik dood zou gaan. De operatie duurde tien uur. De tumor bleek nog veel groter dan eerst gedacht: hij had een diameter van twaalf centimeter. Maar ik was niet bang. Ik had het warm, terwijl het op die operatiekamer juist koud is. Iedereen glimlachte naar me, met grote blauwe ogen. Ik ben geopereerd door engelen. Mijn tante vertelde: “Na de operatie lag je op de intensive care. Je deed je ogen open en stak je duimen omhoog”.
Laatste redmiddel
‘Er was een stukje van de tumor blijven zitten; een “zandkorrel” noemden ze dat, op een moeilijk te opereren plek. Na een maand was ik weer thuis, twee weken later ben ik weer gaan werken. Maar na drie weken werd ik weer draaierig. En mijn klanten zeiden dat mijn ogen vreemd stonden als ik bezig was met knippen. Er werd een MRI-scan gemaakt: de zandkorrel was gaan groeien. Ik kreeg drie maanden chemo. Een vreselijke tijd, waarin ik me heel ziek voelde. Uit de MRI-scan die volgde bleek dat de chemo geen effect had gehad: de tumor was nog groter geworden. De artsen gaven me op. Mijn ouders en broer waren diep bedroefd. Ik sprak met de zaalarts. Volgens hem was ik uitbehandeld. “Ik moet leven,” zei ik tegen hem. “Ik heb drie kleine kinderen! Zoek uit wat er nodig is om mij te redden”. De volgende dag kwam hij met een laatste redmiddel: whole brain radiotherapy. Ze konden niets garanderen. Mijn haar zou nooit meer terugkomen, ik zou blijvend geheugenverlies kunnen oplopen. Drie weken lang werd ik op alle weekdagen bestraald. Ik werd verschrikkelijk ziek. Een heel zware tijd. Ik huilde elke dag, ik had geen houvast meer. Ik voelde me door God in de steek gelaten. Toen kwam er een vrouw aan de deur. Via-via had ze over mij gehoord. Ze was zelf ook ernstig ziek geweest. Zij nam me mee naar buiten. Elke dag kwam ze me halen om te gaan wandelen. Samen met haar werkte ik aan mijn herstel.
Op de MRI-scan was niets meer te zien. Het is ongelooflijk. Inmiddels gaat het goed met me. Mijn haar is teruggekomen, mijn ogen staan weer normaal, ik kan weer autorijden, ik kan weer knippen in mijn salon.’
Sterke geest
‘Nederlanders zijn heel nuchter. Turken praten toch een stuk minder makkelijk over ziekten. In gezellige omstandigheden gaat het allemaal prima, maar op moeilijke momenten ligt dat anders. Mijn moeder is een uitzondering: zij was er altijd voor me.
Ik heb vooral gevochten voor mijn kinderen. “Mama gaat niet dood,” heb ik tegen ze gezegd, “mama laat jullie niet in de steek”. Voor hen was het geen gemakkelijk tijd, maar ze verwerken het goed, ieder op een eigen manier. De jongste speelt nu met kale poppen. Ze is er heel lief en bezorgd voor. De middelste was tijdens mijn ziekte agressief. Ze had het er heel moeilijk mee dat ik geen “normale” moeder kon zijn. Nu gaat het gelukkig goed met haar. De oudste, een jongen van twaalf, pakte mijn hand en zei: “Dit is niks voor jou, mama, jij overleeft dit”. Hij heeft gelijk. Elke dag heb ik tegen mezelf gezegd: “Je wordt beter”. Ik heb de strijd niet opgegeven. Ik heb een sterke geest. God heeft me die kracht gegeven.’
Nazife, 38
Het bleken uitzaaiingen te zijn. Daarvoor word ik nu behandeld. Ik hoop dat ik daardoor nog een poosje verder kan, want ik wil toch nog een poosje blijven bij mijn man, kinderen en acht kleinkinderen.