Niet door voorspoed, maar juist door tegenspoed
‘Maar liefst vijf klappen kreeg mijn vrouw te verwerken. De uitslag van de biopsie, de borstsparende operatie, de terugkeer, de amputatie en vele jaren later, toen we dachten alles achter de rug te hebben, de woorden uitzaaiingen en terminaal. En dat alles over een periode van zo’n twintig jaar. En we beseffen maar al te goed dat de ergste klap nog moet komen.
Overigens was ze bij geen van allen mijn vrouw. We zijn pas getrouwd na die, tot op dit moment, laatste en meteen ook zwaarste mokerslag. Toen ze het me vroeg, voelde ik me na ruim twintig jaar samenwonen gedwongen om “ja” te zeggen. Voor mij hoefde het namelijk niet. Niet dat ik het nu zo erg vond, maar ik had het graag anders gedaan. Want al had ik het beloofd (ooit gaan we trouwen), de naïeve ik had dat moment zo lang mogelijk willen uitstellen. En wel tot het moment dat we als twee oudjes in het bejaardentehuis achter de geraniums zaten en we nog slechts één ding hadden om naar uit te kijken. Helaas moest ik, en niet alleen ik, mijn plannen bijstellen. Die oude dag zouden we niet halen en ik wist dat het voor mijn vriendin wel degelijk belangrijk was. Zelfs de ietwat-oudere dag zou nog een hele uitdaging worden.
Onze trouwdag was uiterst simpel. Slechts een paar getuigen waren aanwezig. Geen feest of receptie, slechts een drankje en een etentje achteraf. Het voelde eerlijk gezegd ook niet heel feestelijk aan. Niet voor mij, met steeds de reden ervoor in mijn achterhoofd. Het heeft me overigens wel iets duidelijk gemaakt: toen ik “ja” zei voelde ik dat mijn strijd tegen het volwassen zijn gestreden was. Op het moment dat ik de ring om haar vinger schoof, wist ik dat ik mijn naïviteit inruilde voor een weg die voor eeuwig te kort zou zijn. Niet door zijn voorspoed, maar juist door zijn tegenspoed.
Hoe zijn we ermee omgegaan, met die vijf successievelijke klappen? Mijn vrouw goed en ik hoop, vooral voor haar, ik ook. Ze heeft aan die laatste klap in ieder geval een huwelijk overgehouden. Natuurlijk is er veel gejankt en zijn er intens trieste momenten geweest. Maar weet je, vele daarvan staan me al niet meer duidelijk bij. Zo kan ik me nauwelijks gesprekken over onze gevoelens herinneren, al weet ik zeker dat we die wel degelijk hebben gevoerd. Waarschijnlijk zijn die verdrongen door de dagelijkse gang van zaken en de wil, en ik denk voor ons de noodzaak, om zo normaal mogelijk verder te gaan. Of anders ben ik gewoon teveel een vent. Al ben ik de eerste om toe te geven dat in mijn familie het uitspreken van je gevoelens sowieso nooit tot de dagelijkse praktijk hoorde.
Tegenwoordig spreken mijn vrouw en ik nauwelijks meer over onze gevoelens. Dat is tenminste de indruk die ik heb. Ik hoop dat alle belangrijke dingen inmiddels al zijn gezegd. Overigens gaan we nog steeds de loodzware molensteen die om onze nek bungelt niet uit de weg. Zo moeten we elkaar weleens corrigeren. Vooral als één van ons weer eens bezig is met een (te) lange termijn planning. En het is misschien veelzeggend dat dat meestal mijn vrouw betreft.
Het praten over kanker ging me vanaf het begin af aan al goed af. Zolang het tenminste het technisch aspect daarvan betrof. Zo noem ik het, het technisch en niet het medisch aspect. Mijn manier om mijn gevoelens zoveel mogelijk uit te schakelen. Godzijdank voor het internet waar je een ongelofelijke hoeveelheid aan informatie vindt. Urenlang zat ik aan mijn laptop gekluisterd. Op zoek naar de oorzaak, het verloop, bestaande behandelingen en nieuwe ontwikkelingen. Misschien is dat nog wel het moeilijkst. Het uitfilteren van verre toekomstmuziek en alle onzin die het World Wide Web vervuilt. Van al die ontdekkingen die nog in de kinderschoenen staan of die harteloze kwakzalvers die je teveel doen hopen. Want hopen blijf je, al is dat het tegen beter weten in.
Zo snel als die hoop opkomt kan hij echter ook weer verdwijnen. Vooral als je vrouw weer pijn begint te krijgen. Ieder nieuw pijntje is het begin van het eind. Of in ieder geval de start van een nieuwe fase. Hoe kun je dat nu niet denken? Tot je gezond verstand weer de overhand krijgt. Maar hoe vaak kun je haar of jezelf geruststellen? Door te zeggen dat het bijwerkingen van de medicijnen zijn of gewoon haar leeftijd. “Ja maar meid, je bent geen twintig meer. Denk je soms dat ik nooit last heb van mijn rug, mijn schouders, of dingen vergeet?” En wat als het pijntje niet snel overgaat? “Ach, weet je nog hoelang ik last had van mijn onderrug? Ja schat, dat krijg je als je de vijftig bent gepasseerd”.
Er was trouwens een periode dat mijn vrouw die pijntjes voor mij verzweeg. Louter en alleen omdat ze dacht dat die ook mij pijn deden. Maar wat dan nog, dat is juist één van de weinige dingen die ik voor haar kan doen. Haar zo goed mogelijk terzijde staan. En al kan ik haar pijntjes niet wegnemen, ik kan ze wel delen, of proberen ze met ratio of anders humor te verzachten. Of met een leugentje voor ons bestwil. Dat laatste gebeurt niet vaak, maar ik kan of zal niet ontkennen dat het weleens is gebeurd.
Ondanks alle tegenspoed staat er voor ons één ding vast. Een visie die in een inmiddels ver verleden voor ons beiden heel belangrijk was en tot op de dag van vandaag nog steeds is: zo normaal mogelijk blijven leven. En toen we beseften dat genezing niet langer een optie was: zo lang mogelijk zo normaal mogelijk blijven leven. Want al staat het einde vast, de weg daarnaar toe bepalen we zelf!’
Ton, partner van Connie 51