We voelen elkaars ziekte

 
 
 

Fatima, 31, twee kinderen van 4 en 1,5 jaar: ‘We zijn beiden Nederlands-Marokkaans en wonen in dezelfde wijk waar onze kinderen naar dezelfde school gaan. We kennen elkaar van het schoolplein en de kinderspeelplaats maar verder dan het gebruikelijke “hallo, hoe gaat het?” ging het contact niet. Ik kende Hannan’s schoonzus. Haar kinderen zaten in dezelfde klas als mijn zoon. Van haar hoorde ik begin juli 2014 dat Hannan borstkanker had en dat haar borst moest worden geamputeerd. Ik vond het verschrikkelijk toen ik dat hoorde. Zo jong nog en zulke kleine kinderen. Ik begreep ook dat het ernstig was, want de hele familie bleef thuis en ging niet naar Marokko op vakantie.’

Hannan, 30, twee kinderen van 4 en 6 jaar: ‘Ik werd snel na de diagnose geopereerd waarbij een borst werd verwijderd. Daarna startten de chemokuren en volgde een lange reeks bestralingen.’

Fatima: ‘Exact vier weken later werd er bij mij borstkanker geconstateerd. Ik was op dat moment ook zwanger. Helaas resulteerde de zwangerschap in een miskraam. Toen ik na de diagnose thuiskwam was een van mijn eerste gedachten: ik wil die vrouw spreken. Ik wil haar ervaringen horen. Zij is ook jong en weet ondertussen al veel van deze ziekte. Je voelt je echt alleen op zo’n moment. Je krijgt het te horen en denkt: wat moet ik hier nou mee? Ik vroeg eerst aan haar schoonzus of ik contact op kon nemen. Hannan vond het geen probleem en toen hebben we op het schoolplein telefoonnummers uitgewisseld. Ik onderging in tegenstelling tot Hannan eerst een chemobehandeling en daarna een operatie. Daardoor begonnen de chemokuren voor ons op hetzelfde moment. Om de drie weken op donderdag gingen we voor verschillende kuren naar verschillende ziekenhuizen. Toch werd ons contact steeds hechter.’

Hannan: ‘We spraken af: zodra we ons lekker genoeg voelen gaan we samen wandelen en leuke dingen proberen te doen om niet in een sleur te geraken. De eerste week van de kuur zagen we elkaar niet, maar we appten en belden elkaar wel. Elke tweede week op donderdag gingen we, nadat we de kinderen naar school hadden gebracht, lekker wandelen en samen ergens ontbijten. Soms waren we overmoedig en liepen we via de brug over de Maas naar de andere kant van de stad. Na het ontbijt waren we dan te moe om terug te lopen en moesten we worden opgehaald.

Behalve de leuke dingen die we samen doen, delen we ook veel gevoelens met elkaar. Angsten en onzekerheden die er, ook als is de behandeling voor ons nu gestopt, nog steeds spelen. We zijn natuurlijk bijna tegelijk begonnen met de behandelingen. Eerst waren het vooral de praktische dingen die we deelden zoals: “proef jij ook minder dan voorheen? Wat gebruik jij als je daar en daar last van hebt? Spoel je je mond met zout of juist met een ander middel als je pijn hebt aan je tandvlees? Welke kruiden kun je het beste gebruiken bij het bereiden van het eten? Dat soort functionele dingen.’

Fatima: ‘Achteraf besef ik dat ik vlak na de diagnose in een soort van overlevingsmodus zat. Ik was helemaal niet bezig met angsten. Het eerste doel was in mijn geval de chemo’s doorstaan en daarna de operatie. Dus gewoon doen. Het eerste waar Hannan me bij heeft geholpen was die operatie. Ik was er heel erg bang voor. Dat heeft ze heel goed aangepakt. Ze vroeg me mee om haar prothese aan te laten meten. Ik dacht nog “hé, mag ik daar bij zijn? Mag ik haar litteken zien?” Bij de paskamers zag ik het litteken dus voor het eerst en dat viel me mee. Het was niet zo van wauw, niet zo heftig als ik verwacht had. Het was onwijs belangrijk dat ik het van te voren had gezien, hoe het eruit zou gaan zien.’Behalve de leuke dingen die we met elkaar doen, delen we ook heel veel gevoelens met elkaar.

Hannan: ‘Ik heb haar gerust proberen te stellen voor de operatie. “Echt de klachten zijn miniem, het valt zo erg mee”. Maar soms begon ik daarover te twijfelen omdat de operatie en de nasleep daarvan bij mij heel erg meevielen, maar misschien zou zij wel allerlei problemen gaan ondervinden. Toen ze geopereerd was kwam ik in het ziekenhuis op visite. Toen was ze helemaal vrolijk, maar dat kwam denk ik ook van de narcose. Ze vroeg zich af of er lachgas in zat omdat ze zo extreem blij was.’

Fatima: ‘Het voelde eigenlijk een beetje als een bevalling, diezelfde verlossing en opluchting: het is voorbij, het ging goed en het is meegevallen. Pas daarna kom je in een rollercoaster terecht. Ik heb Hannan ook gevraagd erbij te zijn toen mijn verband eraf ging. Ik had geen moeite om naar mijn litteken te kijken. Zij heeft mij heel erg geholpen in de voorbereiding maar ook na de operatie. Ik weet niet hoe ik het zonder haar had beleefd. Ik bewonder Hannan’s positiviteit en haar doorzettingsvermogen. Gewoon go, go, go. Ze staat ook open voor mijn verdriet en reageert goed op mijn emoties. Soms heb ik mijn dag niet. Tijdens de bestralingsbehandeling was ik een tijdje erg moe en had ik geen zin in allerlei verhaaltjes en kletspraatjes. Dan kan ik gewoon tegen haar zeggen “hou alsjeblieft even je mond, ik heb nu geen zin om te praten”. Dan brengt ze me naar huis en dan laten we elkaar ook even met rust. Ik weet van haar dat ze “nu even niet” begrijpt. We hebben beiden een hele betrokken familie en dat is geweldig maar tegen haar kan ik veel gemakkelijker zeggen dat ik saggerijnig ben, geen zin heb om te praten of alleen wil zijn. We vullen elkaar heel goed aan. Ik denk dat dit niet alleen komt door onze ziekte, maar ook omdat we goed bij elkaar passen vanwege de overeenkomsten. We hebben dezelfde cultureel-religieuze achtergrond, we zijn ongeveer even oud, we hebben allebei kleine kinderen. Dan heb je aan een half woord of soms alleen een blik genoeg. Het is niet zo dat we elkaar beklemmen in onze vriendschap. Tijdens de chemokuren sturen we elkaar berichtjes met hoe gaat het? maar je hoeft niet direct te reageren. Dat is fijn want ik ben niet zo’n type die continu bezig is met het onderhouden van mijn sociale contacten en met mijn telefoon. De frequentie is minder maar de intensiviteit is groot bij mij. Ja, Hannan en ik geven elkaar de ruimte.’

Hannan: ‘Wat ik in Fatima bewonder is haar openheid. Ik ben niet iemand die snel open praat over emoties en dingen waar ik mee zit. Zij heeft mij opengebroken. Zeker op momenten dat ik haar bel en ze me vertelt dat ze zich kloten voelt en dat er van alles door haar heen gaat. Dan praten we over dat soort gevoelens, want ook ik heb van die dagen dat het niet gaat. Dan voel je je soms zo alleen met je ziekte. Ik zie nu hoe belangrijk het is om daar met iemand over te praten. We spreken ook altijd Nederlands met elkaar, want ik kan mijn gevoelens veel beter verwoorden in het Nederlands dan in het Berbers.

Fatima: ‘Ik ben niet bij iedereen open over wat ik voel. Mijn ouders, vooral mijn moeder, heeft een hele grote klap te verwerken. Ze zegt steeds: “Was het mij maar overkomen. Jij bent een jonge moeder. Jij moet nog zoveel meemaken en doen in het leven”. Ik zei op een gegeven moment: “Je doet net alsof je me al begraven hebt”. Bij mijn moeder is het heel erg heftig aangekomen. Dan ga ik niet mijn onzekerheden en angsten met mijn moeder delen. Daar voel ik me te verantwoordelijk voor. Ik kan haar dag goed maken door positief te zijn. Ze is nu op vakantie in Marokko - waar ze zich naar mij toe eerst heel schuldig over voelde. Ze belt me elke dag om te vragen of het goed met me gaat. Soms voel ik me niet goed, maar dat vertel ik haar niet. Dan hoor ik van mijn zus dat mijn moeder vrolijk is omdat het goed met mij gaat. Ik maak haar dag. Ik praat ik er ook niet met veel mensen over omdat ik niet zielig wil worden gevonden. Ik wil in de winkelstraat bij mij in de buurt mijn boodschappen kunnen doen zonder door iedereen aangesproken te worden. Ik ben eigenlijk helemaal niet zo sociaal – ik ben meer sociaal geworden door Hannan.’

Fatima, 31 en Hannan, 30


Lees meer over het thema ‘Familie en vrienden’

Vorige
Vorige

Ik heb ze laten voelen

Volgende
Volgende

Fikse ruzie in mijn familie