Erover praten hielp niet

 
 
 

‘Op een gegeven moment werd ik opgenomen in het ziekenhuis met hoge koorts. Bloedwaarden niet goed, veel hoesten, dus: longfoto. Gelukkig bleek dat ik geen longontsteking had. Maar op de foto vonden ze helaas wel een uitzaaiing in een ruggenwervel. Dat werd mij verteld tijdens een consult met de oncoloog. Mijn man en ik liepen huilend haar kamer uit. Bij de balie was het een gezellig boel; één van de verpleegkundigen was jarig. Er werd gezongen en er was taart. Het was cru, maar tegelijkertijd heel mooi. De eerste periode dat ik ziek was, stond ik in de overleef-stand. Natuurlijk moest ik huilen, natuurlijk vond ik mijn situatie naar. Maar écht bang was ik niet. Tot alle operaties, chemo’s en bestralingen achter de rug waren. Toen kwam het. Nachten heb ik liggen draaien in mijn bed. Ik kon alleen nog maar denken aan mijn twee kleine kinderen die ik niet meer zou kunnen zien opgroeien, mijn lieve man, ouders en broertje dat ik achter zou laten en mijn vrienden die ik nooit meer zou zien. Juist op het moment dat ik even klaar was met alle behandelingen en ik op adem kon komen, even niet bang hoefde te zijn, was ik bang om dood te gaan.

Erover praten hielp niet. Maar op een gegeven moment heb ik mezelf de vraag gesteld waar ik nu eigenlijk echt bang voor was. Natuurlijk: mijn familie en vrienden zouden mij missen als ik er niet meer zou zijn, maar ze zouden er ook mee leren omgaan. En na een nare periode zouden ze daarna echt geen minder leuk leven hebben doordat ik er niet meer was (al denk ik dat het voor mijn ouders anders is, maar dat terzijde). Toen ik me realiseerde dat ik niemand meer zou missen omdat dood voor mij dood is, en mijn familie en vrienden mij wel zouden missen maar daarna toch gewoon een heel leuk en gelukkig leven zouden leiden, moest ik me afvragen waar ik dan nog wel bang voor was. Ik kwam tot de conclusie dat het te maken heeft met het verliezen van de controle. De enige manier voor mij om die controle terug te krijgen, bleek het plannen van mijn eigen begrafenis te zijn. Ik besloot mijn lichaam ter beschikking te stellen aan de medische wetenschap.

Hoeveel mensen voelen zich niet schuldig dat ze na de eerste periode van rouw nooit meer (of niet vaak genoeg) naar het graf gaan? Bovendien wil ik mijn naasten ook niet opzadelen met de vraag of het graf over tien of twintig jaar geruimd mag worden. Ik koop een beeldje voor iedereen die me lief is. Dat beeldje kunnen ze op zolder gooien, in de boekenkast of waar dan ook zetten. En dat beeldje staat symbool voor mijn graf.

De ceremonie is tijdens een barbecue in het weiland (als het lekker weer is), of tijdens een high tea op de plek waar mijn man en ik getrouwd zijn. Ik heb echt niks met crematoria of begraafplaatsen. En tot slot ga ik zelf een speech op video opnemen. Want wat heb ik eraan dat mensen dingen over mij vertellen als ik ze zelf niet meer hoor? Ik vertel degenen die er zijn wel iets waarvan ik vind dat ze het nog moeten horen, dat lijkt me veel mooier. En als anderen dan ook nog iets over mij willen zeggen, dan mag dat uiteraard ook. Zodra ik dit uitgedacht en uitgesproken had, was de angst om dood te gaan weg. En dat is hij nog steeds. Héérlijk!’

Détje, 37


Lees meer over het thema: uitgezaaide borstkanker

Vorige
Vorige

Ik ging de medische molen in

Volgende
Volgende

Confrontatie met de eindigheid