We spraken een andere taal in onze eigen taal

 
 
 

‘Ik ben in Algerije geboren en getrouwd met een Nederlandse man. Ik heb een zoon van 4 en een dochter van 3 jaar. Ik heb Engelse taal en cultuur gestudeerd in Algerije en daarna een jaar in Madrid, waar ik bij familie woonde. Daar leerde ik mijn Nederlandse man kennen. In 2008 ben ik getrouwd en naar Nederland gekomen. Na de geboorte van mijn eerste kind heb ik me ingeschreven voor een studie aan de Hogeschool Rotterdam. Die studie heb ik moeten onderbreken vanwege mijn ziekte. De diagnose “borstkanker” werd zo’n acht maanden geleden gesteld. In november is mijn borst geamputeerd. Ik moest chemo- en radiotherapie ondergaan. Ik heb hier geen eigen familie en dat is best moeilijk. Toch probeer ik positief te blijven, want ik heb twee kleine kinderen en daar doe ik alles voor.

In Algerije is borstkanker een taboe. Als vrouw kun je wel zeggen dat je kanker hebt, maar niet dat het borstkanker betreft. Ik benoem het dus niet specifiek. Eigenlijk is dat ook zo met zwangerschap en bevallingen. Je kunt tijdens de zwangerschap alleen in wijde kleding naar buiten. Mensen vragen je ook niet hoe de bevalling was, of het een natuurlijke bevalling was, laat staan dat er wordt gesproken over weeën of hoeveel ontsluiting je hebt. Dat soort dingen bespreek je in onze cultuur niet. Wat je te horen krijgt is gefeliciteerd met de geboorte van je kind!

Ik praat makkelijker in het Arabisch dan in het Nederlands, zeker over dit soort onderwerpen. Maar naar mijn moeder kon ik mezelf niet goed uiten. Ze was er wel voor me, maar toch. We spraken een andere taal in onze eigen taal.

Ik vind het in Nederland moeilijk om contact te krijgen met lotgenoten. In mijn buurt wonen vooral oude Nederlandse echtparen. Ik had zo’n behoefte aan gesprekken met lotgenoten maar waar vind je die? Dat is heel moeilijk.

Ik woon met mijn gezin in een klein dorp. Binnen mijn cultuur is het heel normaal om iemand die ziek is te ondersteunen met voedsel. Door de chemokuren is mijn smaak veranderd en heb ik alleen maar trek in bepaald eten. Ik kan soms zo verlangen naar een couscousschotel. Ik hoef dan alleen maar een app rond te sturen en mijn Marokkaanse vriendinnen uit datzelfde dorp komen een paar uur later eten brengen. Het is wel eens gebeurd dat ik op één dag met drie grote schalen couscous zat. In de Islam geloven we hoe meer je geeft, hoe meer je terugkrijgt en dat zie je terug in onze mentaliteit ten aanzien van ziekte. Je probeert te helpen zoveel je kunt.

Ik ben nog steeds iemand die meer geeft dan terugkrijgt. Soms ben ik heel erg moe maar toch ga ik door. Ik ben ook iemand die alles zelf wil doen en controle wil houden over dingen. Dat is moeilijk tijdens zo’n ziekteproces. Ik zorg er wel voor dat er elke dag hangertjes met de kleertjes van mijn kinderen klaar hangen, zodat mijn man weet wat hij moet doen. Want het loslaten van de opvoeding van mijn kinderen en het dagelijkse huishouden loslaten is bijna onmogelijk als je je verantwoordelijk voelt.

Ik heb wel geleerd van de verpleegkundige die me begeleidde nadat ik met mijn baby uit Algerije terug naar Nederland kwam. Mijn baby huilde erg veel en zij zei toen: je moet goed voor jezelf zorgen want als jij je niet goed voelt, kun je ook niet voor je kindje zorgen”. Dat was nieuw voor mij en daar heb ik van geleerd. In onze cultuur denk je eerst aan je kinderen. Nu denk ik, ik wil er voor hen vroeg bij zijn dus als ik maar iets voel laat ik het direct nakijken.’

Amel, 31


Lees meer over het thema: cultuur

Vorige
Vorige

Volgens de Islam is ziek zijn een zegening

Volgende
Volgende

De chemokuur heb ik uitgebeeld in de vorm van bergen