Dat doe ik wel even, dacht ik in eerste instantie

 
 
 

‘Ik ben geboren en getogen in Rotterdam, vanuit een Surinaams-Creoolse achtergrond. Ik heb geen relatie en geen kinderen. In juli 2014 ontdekte ik een bobbeltje in mijn borst. Het prikkelde maar deed geen pijn. Ik was al twee weken achtereen ongesteld, maar dacht dat het met hormonen te maken had. Ik vertelde dit aan een vriendin en die zei: “Als je morgen niet de dokter belt, dan praat ik nooit meer met je”. Ik dacht bij mezelf: stel je niet aan. Maar zij kent me zo goed dat ze weet dat ik in dit soort situaties eerst twee weken wacht voor ik actie onderneem. Ik heb toen toch mijn huisarts gebeld. Hij probeerde me gerust te stellen, maar stuurde me wel met enige spoed door naar het ziekenhuis om een mammogram te laten maken. Een week later kwam ik voor de uitslag. Gewoon even tussendoor, want ik had geen vrij genomen van mijn werk. Ik zou in eerste instantie alleen gaan maar een collega wilde per se met me mee.

Bij binnenkomst groette iedereen me zeer vriendelijk. De arts zei: “Ik zal direct open kaart met je spelen, je hebt borstkanker”. Op dat moment drong het nog niet echt tot me door. Mijn collega zat te huilen, tranen met tuiten. Ja, en dan kom je al snel in de mallemolen terecht. Dat is niks voor mij. Ik ben iemand die heel graag controle houdt over een situatie en alles zelf wil oplossen. Dat ging nu natuurlijk niet. Je kunt geen drie stappen vooruit denken terwijl je de eerste stap nog moet maken. De dokter heeft me uiteindelijk per stap door het proces geloodst: van borstsparende operatie en het okselkliertoilet naar de chemo en tenslotte de bestraling, stap voor stap. Ze zei ook dat ik vooral niet teveel op internet moest kijken. Mijn tumor was bij de eerste meting 4,5 cm doorsnede en tijdens de operatie geslonken naar 2,5 cm, wat de arts heel vreemd vond.

Na mijn operatie is een aantal van mijn eicellen ingevroren, want ik heb nog een kinderwens. Daarna startte ik met de chemokuren. Dat doe ik wel even, dacht ik in eerste instantie. Mijn haar begon uit te vallen, maar daar kon ik redelijk mee leven. Vooral toen ik erachter kwam dat een kort koppie me ook goed staat. Daarna werd het minder fijn. Ik heb veel steun gehad van mijn moeder die me volpropte met eten. Ze zei: “Jij blijft bij mij, ik ga voor je zorgen”. De laatste week van de cyclus van drie weken ging ik steeds naar mijn eigen huis en naar mijn werk. Daarna begon het allemaal weer opnieuw. Na de chemo volgende de bestralingen.

Ik moest mijn moeder gaan vertellen dat ik borstkanker had. Mijn vader is al overleden. Ik heb twee oudere broers waarvan er een op Bonaire woont. Zij zijn heel vaderlijk naar mij toe. De dag dat ik de punctie kreeg, zou ik met mijn moeder boodschappen gaan halen, want ze was de volgende dag jarig. Ik mocht eigenlijk niet tillen, dus het was moeilijk om het voor haar te verbergen. Ik wilde haar niet onnodig onzeker maken, maar moest het noodgedwongen wel vertellen. Het was een enorme klap voor haar.

Toen ik het eenmaal aan haar had verteld, kon ik het ook met anderen delen. Vanaf dat moment begon ik ook iedereen op te vangen. Ik ben altijd heel zorgzaam, sta altijd voor iedereen klaar en merkte dat ik dat nu weer deed / doe. Niet de energie naar mezelf toe trekken en het eerst voor mezelf goed verwerken dat ik ziek was. Nee, ik gaf iedereen de ruimte om het nieuws over mijn ziekte te verwerken en ondersteunde ze daarbij. De een deed dat door heel veel te praten en te vragen, de ander door veel te huilen of door juist heel stil te zijn. Ik probeerde mensen om me heen daarin te begeleiden en troost te bieden over mijn ziekte. Ik ben er altijd voor iedereen maar moest dit nu proberen om te keren. Ik moest gaan zitten en me laten verzorgen. Zo’n type ben ik niet, dus dat was een grote innerlijke strijd. Hoe laat ik mensen toe om mij te verzorgen?

Ik kom uit een cultuur en familie waar je als vrouw sterk moet zijn. Niet te lang stil blijven staan bij problemen maar doorgaan. Ik zit in een groep van 10 Creoolse jonge vrouwen. Een groepje dat regelmatig bij elkaar komt en waarbinnen we onze 30+ dilemma’s bespreken. We noemen onszelf “the get-to-hers”. Vanuit onze verschillende disciplinaire achtergronden hebben we onderzoek gedaan naar onze Creoolse identiteit. We vonden onder andere dat het ongeveer 12 generaties duurt vóór een bepaalde culturele gewoonte echt verandert binnen een bevolkingsgroep. Wij Creolen hebben een sterk matriarchale cultuur. Tijdens de slavenperiode was de vrouw de meest stabiele factor binnen een gezin, als je daar van kunt spreken. De man ging altijd weg, want hij werd doorverkocht. De moeder was en is het hoofd van een Creools gezin. Dat zie je ook in mijn familie. Mijn moeder is 68 jaar en echt de Godmother.

Een ander probleem was dat ik niet echt ziek was. Ik ondervond na de operatie geen pijn en ook tijdens de eerste chemokuur voelde ik me wel goed. Pas na de 2de chemo veranderde dat. Ik begon me misselijk te voelen, had geen trek in eten, terwijl er hordes familieleden langskwamen die allemaal eten meebrachten. Het lijkt net of je van eten beter wordt. Was dat maar waar!

Ik voelde me steeds miserabeler, mijn haar viel uit. Ik wilde geen visite meer. Ik bedacht een plan. Gedurende de eerste anderhalve week na de chemo verbleef ik bij mijn moeder thuis en mocht er niemand langskomen. Daarna mochten er bepaalde mensen langskomen en in de loop van de derde week ging ik terug naar mijn eigen huis en weer naar mijn werk.

Wat mijn familie betreft ondervind ik veel steun. Het voelt als een grote warme deken om me heen. Mijn vrienden zijn er altijd voor me, ook tijdens de chemokuur. Ze mochten dan langskomen en praten lekker met mijn moeder, terwijl ik ziek op de bank lag.

Op de momenten dat ik weer in mijn eigen huis was, gaf ik ook niet toe aan de verwerking van mijn ziekte. Ik had mijn werk en ging gewoon door. Ik probeerde me vast te houden aan de structuur van mijn werk. Vooral niet te lang bij de pakken blijven zitten. Die attitude had zijn terugslag. Nadat de bestralingen voorbij waren merkte ik hoe extreem moe ik was en pas toen werd ik ontzettend emotioneel. Ik begon te zien dat ik de situatie steeds ontvluchtte. Op het moment dat iedereen om me heen dacht “het is voorbij, we hebben het ergste gehad”, toen pas stond ik mezelf toe emotioneel te worden. Ik heb veel moeite gehad met het feit dat ik er eigenlijk voor mijzelf moest zijn, terwijl ik steeds het gevoel had anderen te moeten ondersteunen. Dat is nu anders, ik ben veranderd. Ik praat heel gemakkelijk over borstkanker met mijn moeder en broers, maar ook met mijn ooms en neven. Nou ben ik ook iemand die alles op tafel legt, dus ik heb geen taboes ervaren.’

Charissa, 31


Lees meer over het thema: cultuur

Vorige
Vorige

Een kans om te leren en te groeien

Volgende
Volgende

Weer speelden schaamte, respect en intimiteit een rol