Ik was nog lang niet klaar met mijn ziekte

 
 
 

‘Ik voelde me in het begin erg gekoesterd. Iedereen is erg betrokken en ik kreeg superveel kaartjes. Sommige mensen bleven geïnteresseerd. Andere contacten verwaterden een beetje. Ik voelde me heel kwetsbaar, ik kon maar een aantal mensen om me heen verdragen. Het kostte me de meeste dagen teveel energie om mijn sociale masker op te zetten en “leuk te doen”. Hoeveel mensen ook zeggen dat dat niet hoeft en dat je gewoon stil op de bank mag hangen, er zijn toch maar een paar mensen bij wie je dat ook echt durft. Mijn beste vriendin en schoonmoeder waren mijn steun en toeverlaat. In het begin was ik zó angstig, dat ik niet durfde te douchen als ik alleen thuis was. Dan belde ik mijn schoonmoeder en kwam zij in de woonkamer zitten terwijl ik een douche nam.

Teveel vragen kan niet volgens mij. Tenzij het impertinente vragen zijn, maar dan nog. Ik had juist behoefte om te praten, om mijn litteken te laten zien en voor de zoveelste keer over de operatie te vertellen. Soms greep mijn angst me ’s nachts naar de keel. Het was zo fijn om dan iemand te kunnen bellen die alleen maar luisterde en die niet met allemaal oplossingen aan kwam zetten.

Na afloop van alles, na de bestralingen en toen mijn haar weer terugkwam, werd het eigenlijk erg eenzaam. Ik had het gevoel dat men een beetje klaar was met dat “kankerverhaal” en ik miste de overladingen van aandacht die ik de maanden daarvoor kreeg. Dat zorgde soms voor moeilijke gesprekken met vrienden. Ik kreeg te horen dat andere zaken nu weer belangrijker waren geworden. De acute nood was toch weg? Dat vond ik een moeilijke tijd. Ik was nog lang niet klaar met mijn ziekte en met mijn proces van accepteren en verwerken. Weer bleek communicatie super belangrijk. Ik heb aan een paar vrienden duidelijk gemaakt dat ik me genegeerd voelde, en dat ik over de kanker wilde blijven praten. Dat was geen probleem, zij hadden juist gedacht dat ik er niet meer aan zou willen denken.

Ik heb met een paar mensen gepraat over wat ik nodig had. Ik merkte dat sommige mensen het moeilijk vonden om vragen te stellen, of over andere zaken te praten dan mijn ziekte. Ik zei dan dat ik nog steeds dezelfde Mira was. Dat ik graag grapjes wilde maken met hun, of dat wat hen was overkomen. Spreek uit wat je nodig hebt. En geef je grenzen aan. Heel belangrijk. Mensen kunnen niet in jouw hoofd kijken. Wees niet bang om onbeleefd gevonden te worden als je na een kwartier zegt dat je naar bed wilt omdat je moe bent. Ik heb eens een vriendin die een uur in de trein had gezeten terug moeten sturen omdat ik helemaal op was van de laatste chemokuur. Een goede vriendschap lijdt hier niet onder en een goede vriend neemt je dit niet kwalijk. Het mag nu gewoon even over jou gaan.’

Mira, 32


Lees meer over het thema ‘Omgeving en lotgenoten’.

Vorige
Vorige

De belangstelling van mensen is minder geworden

Volgende
Volgende

Om moedig te zijn heb je kennis van mogelijk ‘gevaar’ nodig